FAAR opent het festival op 10 maart 2023 met drie denkers, die zich een weekend lang ‘Verrekijker’ mogen noemen: Binu Singh, Elisabeth Lucie Baeten en Arnon Grunberg stellen hun blik scherp op de maatschappelijke horizon en brengen voor het voetlicht wat ze zien.
In aanloop naar het festival sprak curator Guinevere Claeys alvast met Arnon Grunberg over waar hij van wakker ligt als hij nadenkt over morgen.
Ik wil mijn denken kunnen scherpen aan het leven.
Arnon Grunberg sluit een gevierd jaar af. De schrijver kreeg maar liefst twee van de meest prestigieuze Nederlandse onderscheidingen: de P.C. Hooft-prijs en de Johannes Vermeer Prijs. De jury’s loven hem als ‘een sterk denker en een moedig schrijver’. Een combinatie die we graag zien komen op FAAR.
‘Ik ben niet zo pessimistisch als sommige mensen’, zegt Arnon Grunberg. We zitten op het Amsterdamse Spui, we hebben maar even de tijd om het over zijn komst naar Oostende te hebben. De uren van Grunberg zijn als steeds geteld. Gisteravond interviewde hij nog in een vol Internationaal Theater Amsterdam de Israëlische schrijver David Grossman, vanmorgen had hij een meeting bij Het Parool, straks volgt er een andere, en aansluitend is er de meest dwingende deadline van al: Alyosha ophalen van de crèche, zijn zoon van anderhalf die hij met zijn vriendin, ook schrijfster, Niña Weijers kreeg. Sinds Alyosha er is, houdt hij de verdeling tussen zijn twee woonsten, in New York en Amsterdam, strak in het oog - hij blijft nooit nog langer dan tien dagen weg.
Ik had hem gevraagd hoe hij kijkt naar de tijd van nu. Of hij vindt dat het al bij al een goeie richting uitgaat. ‘Dat denk ik niet. Maar wanneer is de tijd wél al de goeie richting uitgegaan (lacht)? Ik ben een beetje een fatalist, geloof ik. Of ik ben althans praktisch ingesteld: kan ik er iets aan doen, of niet? In dat laatste geval ga ik mezelf niet onnodig bang maken. Ook toen de oorlog in Oekraïne uitbrak, voelde ik: dit is niet de Derde Wereldoorlog. Het is heel erg wat er gebeurt, het is zorgwekkend, en ik vind het schrijnend hoe moeilijk het is om de aandacht ervoor wakker te houden, maar het is niet de Derde Wereldoorlog.’
In september is hij zelf nog gaan kijken in Oekraïne, hij reisde er van Lviv naar Odessa. Dat is de schrijver die hij is: hij gaat het veld op. Voor reportages verbleef hij eerder al embedded in de psychiatrie, in slachthuizen, zelfs bij het leger in Afghanistan. ‘Ik heb nooit van schrijvers gehouden die zich uit de wereld terugtrokken. Ik wil mijn denken kunnen scherpen aan het leven.’
Heb je schrik gevoeld in Oekraïne?
Eigenlijk niet. Ik kan het me in elk geval niet herinneren.
Omdat je al eerder naar oorlogsgebied hebt gereisd?
Dat zou kunnen. En in september was er daar in Lviv en Odessa nu eenmaal ook niet zo heel veel om bang voor te zijn. Doorgaans heb ik trouwens niet zo snel last van angst. Of beter: ik heb mezelf vroeg geleerd om net dat te doen waarvoor ik bang was. Vermijden is de kortste weg naar somberheid en isolatie. Ik ben natuurlijk ook een beetje een freudiaan en ik geloof dat in elke angst een raar soort verlangen zit. Je bent ergens zó bang voor dat je gaat denken: laat het maar werkelijkheid worden. Je gaat het bijna zelf ensceneren. Bang zijn om verlaten te worden, is zo vaak de beste manier om verlaten te worden.
Ook je angst voor het vaderschap is onterecht gebleken.
Daar hielp het om wat ouder te worden. Of misschien moest ik gewoon Niña tegenkomen, dat is dan de romantische uitleg. Niet dat ik niet van mijn vorige vriendinnen heb gehouden, helemaal niet, maar bij haar voelde ik snel: dit kunnen wij samen doen.
In augustus heb je Alyosha zowat de hele maand alleen bij jou gehad in New York.
Een heerlijke, maar ook pittige maand. We hebben veel van elkaar geleerd. In het park zat ik er trouwens bijna altijd als enige vader tussen de nanny’s. Ook weer een nieuwe wereld die voor me openging. Iets waar ik vroeger trouwens nooit op had gelet.
Zal je erover schrijven, over het vaderschap?
Natuurlijk.
Natuurlijk. Er is weinig waar Arnon Grunberg niét over schrijft. De jury van de P.C. Hooft-prijs, die hem in mei werd uitgereikt, noemde hem ‘ongeëvenaard in ambitie, in intellectuele kracht’, en ook ‘in productie’. Er is geen genre dat Grunberg uit de weg gaat, en er is geen dag dat hij niet schrijft. Zo’n 60.000 woorden per maand levert dat op (zoals ooit eens, in april 2014, berekend), ofwel dus per jaar: meer dan 720.000 woorden, ook wel zo’n 4,3 miljoen tekens. Ongeëvenaard, welzeker.
De luxe van wanhoop
In maart 2023, tussen alle productie en trans-Atlantisch vaderen door, komt Arnon Grunberg naar Oostende. Als Verrekijker komt hij ons op FAAR vertellen waarover hij denkt dat het morgen zal gaan. Of waarover het zou moeten gaan.
Weet je al waarover je het wil hebben?
Ik heb het nog niet helemaal helder. Maar ik denk dat ik het over de evolutie van artificiële intelligentie wil hebben. Vanuit de vraag of wij vervangbaar zijn als mens.
Een best wel angstaanjagende gedachte.
Misschien is het een angstaanjagende gedachte die we moeten overwinnen.
Waarom zouden we vervangbaar willen zijn?
Waarom niet? Dat machines veel ‘stom’ werk kunnen overnemen, is een grote vooruitgang. Kijk naar die zorgrobots. Er is daar nog zoveel hulp te winnen. Robots tegen eenzaamheid, tegen de vergrijzing. Robots in de kinderopvang! Robots die ons uiteindelijk allicht beter kunnen helpen dan wij onszelf.
Toch hebben we er ook een wezenlijke schrik voor.
Omdat we het gevoel hebben dat we mogelijks de controle uit handen aan het geven zijn. De mens ziet zichzelf graag als het eindpunt van de evolutie. We hechten heel erg aan het idee van onze uniciteit. Dat is begrijpelijk, maar ook, geef toe, een beetje aandoenlijk. Misschien is dát trouwens wel iets wat me wat zorgen baart, als je me er dan toch naar vraagt: de menselijke overmoed. Die hoogmoedige gedachte van ons dat wij alles onder controle kunnen houden en alles naar onze hand kunnen zetten. Ik hoed me voor het moment dat mensen voor goden gaan spelen.
Maar overmoed brengt ons ook wel eens op onverhoopte plekken. Overmoed helpt soms de angst te overspelen.
Oh maar in je eigen leven mag je best eens overmoedig zijn. Natuurlijk wel. Daar kan het af en toe renderen, ben ik het helemaal met je eens. Maar het is iets anders als je dat in naam van de mensheid gaat doen, als we ons de ingenieur van de mensheid beginnen te wanen. Politiek gezien is hoogmoed iets zeer gevaarlijks. Het maakt ook blind. Politiek moet je net nederig blijven. De basis van verdraagzaamheid blijft tenslotte dit: ik mag bepaalde standpunten hebben, maar ik moet kunnen samenleven met mensen die mijn standpunten verwerpen.
We hechten heel erg aan het idee van onze uniciteit. Dat is begrijpelijk, maar ook, geef toe, een beetje aandoenlijk. Misschien is dát trouwens wel iets wat me wat zorgen baart, als je me er dan toch naar vraagt: de menselijke overmoed.
Blijft zoveel moeilijker dan het klinkt.
Iedereen wil uiteindelijk uniformiteit. We zoeken bovenal bevestiging, en dus herkenning. Zolang je niet geconfronteerd wordt met afwijkingen, hoef je je bepaalde vragen over jezelf niet te stellen.
Wat vind je wél een hoopvolle evolutie die zich aan het voltrekken is?
Ik denk dat we uit die dialectiek van hoop en wanhoop moeten zien weg te komen. David Grossman zei dat hij zich de luxe van wanhoop niet kan permitteren. Ik weet niet of wanhoop een luxe is en of hoop per definitie positief is. De vraag lijkt ook te steunen op de gedachte dat de wereld en de geschiedenis van die wereld zich door een plan, hetzij van God hetzij van mensen, in een bepaalde richting bewegen. Over het goddelijke plan ben ik sceptisch en over het menselijke vermogen een wereld te creëren volgens een plan, ben ik al even sceptisch.
Kijk, als je een Democraat bent, of tegen Trump, dan kun je de resultaten van de tussentijdse verkiezingen in Amerika in 2022 betrekkelijk hoopvol noemen. Ben je een aanhanger van Trump, of Trump zelf, dan zal je de resultaten allicht wat minder hoopvol moeten noemen. De opvatting dat jouw positie een neutrale positie is, een voortreffelijke positie of een vanzelfsprekende positie, vind ik het tegendeel van hoopvol.
Of nog: de tandheelkundige voorzieningen zijn er in de afgelopen eeuwen, zelfs decennia, enorm op vooruitgegaan. Op tandheelkundig gebied is er dus veel hoop. Als je me zo nodig wil vastpinnen op hoop, zeg ik: er is hoop op deelgebieden. Er is hoop voor de kiezen en tanden van de mensheid en omdat ik de beroerdste niet ben, ook voor de kaak. En dat is niet iets om cynisch over te doen. Je mag nog zo’n revolutionair zijn, als je kromligt van de kiespijn wordt de revolutie een ingewikkelde aangelegenheid.
Zelfs hoop kan een kwalijke vorm van hoogmoed zijn.
En dan moet hij ervandoor. Meer over artificiële intelligentie en hoogmoed, kwalijke en minder kwalijke, komt hij ons in maart vertellen. ‘Tot in Oostende’, zegt hij. ‘Ik kijk ernaar uit.’
Kom naar de openingsavond op 10 maart 2023 en ontmoet de Verrekijkers van FAAR: Binu Singh, Elisabeth Lucie Baeten en Arnon Grunberg.